Interview NVTZ

De NVTZ laat graag haar leden aan het woord over hun toezichtfunctie, hoe zij aankijken tegen de praktijk van toezichthouden en wat zij binnen toezichthouden als belangrijkste uitdagingen voor de toekomst zien. Deze keer is het woord aan Karin Runia. Karin werkt als adviseur, onderzoeker en toezichthouder in de zorg. Door haar meervoudige kijk op kwaliteit weet ze de praktijk van alle dag te verbeteren.

In een interview met de NVTZ vertelt ze over haar achtergrond in zorg en welzijn, wat haar dreef tot een rol als toezichthouder, welke kwaliteiten zijn van belang vindt voor toezichthouden en meer.

 

Je hebt een brede achtergrond binnen zorg en welzijn en hierin allerlei verschillende rollen vervuld. Kun je hier kort iets over vertellen?

“Ik heb 25 jaar bij het Universitair Medisch Centrum Groningen gewerkt in verschillende functies. Als 22-jarige begon ik er als medisch maatschappelijk werker en was later o.a. stafmedewerker kwaliteit, naast mijn functie als methodiekdocent aan de Hanzehogeschool. Uiteindelijk ben ik in het UMCG weggegaan als hoofd van de stafdienst Psychosociale begeleiding.

Daarna heb ik een academische master Sociale interventie gevolgd bij de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. Mijn afstudeeronderzoek ging over een onderwerp dat mij tot op de dag van vandaag boeit: “Hoe kun je zorg verantwoorden die moeilijk te meten is, maar die ontstaat in de relatie?” Door interactie en in relatie met patiënten/cliënten en familie wordt heel veel zorg ingezet. Maar de verantwoording van deze zorg is niet gemakkelijk; wat heb je nu feitelijk gedaan en welke resultaten heb je met je inzet bereikt? Ik heb in al die jaren, juist vanuit mijn staffuncties, in die wat hardere wereld van de klinisch zorg ervaren dat het geen kwestie is van turven en vinken, maar dat het veel meer gaat over het narratieve, de ervaringsverhalen en de persoonlijke factor.

Na mijn afstudeeronderzoek was ik vereerd dat ik door twee van mijn professoren werd gevraagd voor hen te komen werken. Zo kwam ik als onderzoeker bij stichting Lesi en als staflid bij stichting Presentie terecht. Mijn hierop volgende stap was om door middel van kwalitatief onderzoek in praktijken en samen met betrokkenen te ontdekken: wat werkt hier en wat niet? Ik heb in deze periode ook zeven boeken mogen schrijven. Als ik erop terugkijk, was steeds de kern: wat is hier kwalitatief goed en hoe kunnen we dat versterken en uitleggen?”

 

Wat bewoog jou er dan toe om een toezichthoudende rol binnen de zorg te gaan vervullen?

“Uiteindelijk heb ik in 2014 mijn bureau opgericht, Multipel, dat zich richt op meervoudige vormen van verantwoording. Vanuit dat bureau heb ik in eerste instantie onderzoek en advieswerk gedaan in zorg, onderwijs en welzijn, maar gaandeweg ben ik mij steeds meer gaan toeleggen op raden van toezicht. Ik raakte in de organisaties waar ik kwam met raden van toezicht in gesprek. Het leek me geweldig om vanuit een toezichthoudende rol, met mijn ervaring en kennis in de sociale sector naar de kwaliteit van organisaties te kijken. Dit was voor mij een nieuwe invalshoek.

Ik ben zoals ik tegenwoordig zeg, professioneel toezichthouder; bij Zonnehuisgroep IJssel-Vecht, Carint-Reggeland, De Passerel, Zorggroep Noorderboog en Wijkracht. Aan deze laatste wordt overigens geen punten toegekend, waardoor het nog binnen de regels valt☺️.

Vanuit de zijdelingse rol die toezichthouders nu vaak hebben is het zeker niet eenvoudig om weten of een organisatie daadwerkelijk de goede kwaliteit levert. Als toezichthouder ben je deels onderdeel van de organisatie en sta je er anderzijds een beetje buiten, ook vanwege je maatschappelijk opdracht. Je houdt toezicht namens de samenleving en cliënten. En tegelijkertijd ben je betrokken bij de mensen in de organisatie die zich met hart en handen inzetten voor hun werk. Je balanceert eigenlijk constant tussen die twee met de kernvraag: wordt hier passende en goede zorg geleverd? Ik merk dat ik, vanuit wie ik ben en wat ik geleerd heb, de juiste vragen kan stellen en kan inschatten wat er speelt. En ik geniet daar ook gewoon van; dat ik voel dat ik dit wel kan.

Zorg is nooit helemaal mooi en klaar en wat voor iemand waardevol is moet je ontdekken, ook als toezichthouder. Cijfers zijn daarbij informatief en van belang maar zijn niet meer dan signalen. Je moet samen het gesprek voeren over wat deze betekenen en waar deze cijfers voor staan. De kern van het zorggeven ligt voor mij primair besloten in de relatie tussen de cliënt en de zorgverlener. De besturing van de organisatie, met alle verplichtingen van dien, volgt daaruit. Ik probeer er daarom vanuit mijn toezichthoudende rol ook op toe te zien of het gesprek over wat wel en niet goed gaat gevoerd wordt. En op welke wijze mensen vervolgens hun afwegingen maken.”

 

Over welke kwaliteiten moet een goede toezichthouder volgens jou beschikken?

“Als je het hebt over waarover een toezichthouder moet beschikken dan gaat het niet zozeer over competenties of wat een toezichthouder zou moeten kunnen. Dan heb ik het echt over kwaliteiten, waarvan ik de belangrijkste zal noemen.

  1. Toezichthouden is geraakt worden door goede en door minder goede zorg, en daar op de juiste manier meer omgaan. Je beweegt tussen je betrokkenheid bij cliënten en de maatschappij enerzijds en de organisatie en hardwerkende professionals anderzijds. Je verplaatsen in het perspectief van belanghebbenden is veel belangrijker dan op afstand gaan staan. En ik denk dat toezichthouders toch te vaak voor dat laatste kiezen.
  2. Je moet als toezichthouder over een zelfreflectief vermogen beschikken. Toezichthouders kijken ieder vanuit hun eigen bril naar de organisatie en zien verschillende dingen. Daar moet je je bewust van zijn. Het geeft echt meerwaarde als het lukt om mensen met verschillende invalshoeken in een team te hebben en deze verschillen actief te benutten.
  3. De huidige ontwikkelingen binnen de zorgsector vragen veel van iedereen. Ik vind dat ik als toezichthouder mijn vragen zo moet stellen dat het mensen stimuleert in hun werk. Je bent een kritische vriend van de organisatie en je moet aansluiten bij wat er speelt. Hier heb je als toezichthouder een taak in: door mensen te erkennen kom je ook verder met elkaar.
  4. Goed kunnen schakelen vind ik echt een kwaliteit van een toezichthouder. Schakelen tussen uitvoering en besturen (dus: wat betekent dit praktijkverhaal voor de besturing van de organisatie?) Schakelen tussen wettelijke regels en individuele ervaringen (hoe iets hoort en hoe iets gaat).Tussen beheersvragen (achteruitkijken) en strategievragen (vooruitkijken). En schakelen tussen de interne organisatie en de externe organisatie, wat nu heel erg aan de orde is omdat we steeds beter dienstbaar zijn aan cliënten. De muren van de organisaties zijn transparanter en dat vraagt van toezichthouders een brede blik. En wat durf.
  5. Je moet als toezichthouder weten wanneer je moet doorpakken en wanneer je even moet afwachten of verder moet kijken omdat je het nog niet goed overziet. Je weet van tevoren niet altijd waar je goed aan doet. De ‘praktische wijsheid’ van Aristoteles; als je alles weet en alles kunt, weet je nog niet wat je moet doen, dat moet je in de situatie ontdekken vind ik echt een kwaliteit voor een toezichthouder.
  6. Als laatste vind ik bescheidenheid belangrijk; heb als toezichthouder niet de illusie dat je alles ziet, weet en begrijpt. Sluit onbevooroordeeld aan. Want een toezichthouder is geen bewaker van zijn eigen macht, zoals Jos van der Lans beweert maar iemand die de uitvoerenden op het podium plaatst. (1. De zevende macht: de nieuwe toezichthoudende elite, Tijdschrift voor Sociale vraagstukken, 20 mei 2019).

 

Je bent dus lid van maar liefst vijf raden van toezicht. Hoe combineer je deze functies met je dagelijkse werkzaamheden en hoe houd je het overzicht?

“Ik ben nu zeven jaar toezichthouder en stel hoge kwaliteitseisen, ook aan mezelf. Ik vind toezichthouden echt een vak, dat ik serieus neem en waar ik veel plezier aan beleef doordat ik  ondersteunend kan zijn aan de bestuurder en de besturing van de organisatie. Maar daar hoort bij dat je tijd neemt. Ik vind dat je als toezichthouder beschikbaar moet zijn. Ik reken gemiddeld een halve tot een hele dag per week per organisatie. Dat betekent dat ik hier gewoon een full time job aan heb. Mijn bureau staat daardoor wel op een laag pitje. Mijn actuele kennis houd ik bij door bijvoorbeeld congressen te bezoeken, met de NVTZ en Vilans mee te denken over kwaliteit van de verpleeghuiszorg zorg, intervisie, studiedagen en veel te lezen. En ik kan inzichten van de ene organisatie soms meenemen naar de andere. Dat is zowel voor mijzelf als voor de organisaties prettig.

Sinds januari ben ik ook voorzitter. Hierbij huldig ik hetzelfde principe als in mijn onderzoekswerk; ieders kennis telt en iedereen heeft een stukje stuur in handen. Ik ben van het delegeren en dat vinden mensen zelf vaak ook prettig.”

 

Binnen alle raden van toezicht heb je als aandachtsgebied kwaliteit, waarom spreekt jou dit gebied het meeste aan?

“We hebben het in onze sector veel over systemen, geld en schaarste. Maar zorg gaat volgens mij primair over liefde, aandacht en goede hulp voor vaak kwetsbare mensen. Dat is voor mij de bestaansreden van de organisatie en de drive als het gaat om kwaliteit en veiligheid. Wat is er mooier dan er vanuit je rol als toezichthouder op toezien dat de zorg met een hoge mate van kwaliteit wordt geleverd? Kwaliteit is voor mij een breed begrip. Het gaat natuurlijk over de kwaliteit van de zorgverlening, maar breder gezien gaat het ook over de kwaliteit van de organisatiecultuur, leidinggeven en voorbeeldgedrag en over de kwaliteit van de mensen die er werken. En ook financieel: wordt het geld goed besteed? Passen de gebouwen bij de cliënten, nu en straks?

Kwaliteit is van de hele raad van toezicht, waarbij de commissie Kwaliteit input levert voor de vergadering op basis van een analyse van wat zij ziet en hoort. Ik vind het belangrijk dat de hele raad van toezicht hierin meegenomen wordt, zodat het team mee gevormd wordt door de ervaringen van de commissie. En begrijpt wat dit betekent voor de besturing van de organisatie en waar eventuele knelpunten zitten. Zo is kwaliteit van zorg en bedrijfsvoering een integraal thema.”

 

Wat zijn volgens jou de belangrijkste uitdagingen waar toezichthouders de komende jaren mee te maken krijgen? Zijn daar uitdagingen bij die ook echt iets anders vragen van een raad van toezicht?

“Ik denk dat medezeggenschap en governance er anders uit gaan zien. De directe democratie gedachte is in opkomst, zeker ook door social media. Iedere mantelzorger of cliënt kan meekijken in de organisatie, of wil daar graag in meekijken. Er is een doorlopende publieke tribune. Mensen vinden iets van de zorg en delen dat rechtstreeks met de organisatie, maar ook steeds meer met elkaar via social media of interactieve websites. Ik denk dat we ons daar meer toe kunnen verhouden. En het gezamenlijk belang beter gaan benutten.

Het is misschien idealistisch, maar ik hoop – en ik verwacht eigenlijk ook-, dat rvt’s meer gaan afstemmen met bij de organisatie betrokken personen. Meedenken en meepraten hebben we nu nog vanuit georganiseerde clubjes geregeld. Maar we merken dat deze ‘verouderde’ vormen van medezeggenschap niet zo goed meer voldoen. Ik kom inmiddels nieuwere en innovatieve vormen van co-creatie tegen in de organisaties waar ik toezicht houd. Ik verwacht dat hierdoor governance en toezicht gaan veranderen. Daarin mogen we als toezichthouders best wat meer agenderend zijn, in plaats van reagerend. En zie ook de winst als je gebruikmaakt van kennis van binnenuit en als toezichthouder investeert in de kwaliteit van de interactie.

Carint Reggeland doet bijvoorbeeld aan ‘strategeren’. Dat wil zeggen op een organische manier met de organisatie, dus met de medewerkers, ondersteunende diensten, managers, bestuur, toezicht en samen met cliënten, beleid maken. Iedere drie maanden wordt een Carintreggeland café georganiseerd, waarbij telkens, via nominatie, weer anderen aanwezig zijn. Er wordt met elkaar aan de hand van filmpjes en verhalen gesproken over de bedoeling van de organisatie en de dagelijkse ervaringen daarmee in de praktijk. Daar vanuit worden leerpunten en beleid geformuleerd; steeds van binnenuit naar buiten. Het is echt een vorm van co-creatie, en maatwerk. Het wordt als heel inspirerend ervaren, je ziet dat het werkt en dat het draagvlak oplevert. Zo kun je met elkaar ook beter verantwoorden waarom je doet wat je doet.

Daarnaast denk ik dat we steeds meer toezicht gaan houden over de muren van de organisatie heen. Vanuit het maatschappelijk en gedeeld belang krijgt zorgverlening meer en meer vorm in regio’s en wijken. Toezichthouders zullen elkaar, net zoals bestuurders en professionals dat al doen, vanuit hun verschillende organisaties meer moeten gaan opzoeken. Maar ook zichtbaarder willen zijn naar de buurt, gemeenten, het zorgkantoor, etc. Ik hoor in evaluaties vaak dat toezichthouders dat lastig of ongewenst vinden, dat de wereld buiten de organisatie van de bestuurder is, terwijl die verbinding een logisch uitvloeisel is van onze maatschappelijke opdracht. Ook buiten de organisatie is belangrijke informatie over de kwaliteit van zorg te vinden. We verdiepen ons nog te weinig in wat daar allemaal gebeurt. Ik zou daarom zeggen: ga niet op afstand staan, maar beheer je nabijheid als toezichthouder.”